Gedicht van de maand 2018
​
Januari
DANDY IN DE DOP
In sjiek driedelig
met wandelstok
stoppelbaard en
stem hoger dan
zijn hoed steelt
hij de show.
Vrouwen aan zijn voeten.
In de kleedkamer
wissen tranen
illusies en stoppels
trekken strepen
over het verband
om zijn borsten.
© Robert Witte
​
*
Februari
KLOKKEN
Ze hangen als gerijpte trossen
in de storm. Mopperen zacht
wachten op hem die
hen als geen ander kent
de wind met harde vuist bezweert
de toetsen slaat
hun sonore stemmen
en hoge klingklangen
laat hij horen
in melodielijnen,
in tremolo’s
over de huizen, de stad
de velden en buiten
luidt hij ze
over land en zee
klinken ze uit
tot wie hoog in de hemel
luistert
© jeannette coppens
​
​
*
maart
INBURGEREN
Je moet je eigen boontjes doppen
Toch geef ik je raad, gratis,
daar houden wij van, gratis.
Leer mopperen.
Over het weer, de trein,
de prijzen in de supermarkt,
over de koffie op het werk,
de buren, de bladeren op de stoep,
de dokter en de vuilnisman,
over Brussel en Den Haag
je denkt misschien,
het is veilig en goed in dit land,
er is welvaart, en rust,
er wordt goed gezorgd voor wie pech heeft.
Dat vinden wij niet.
Wij mopperen op
alle politici en alle ambtenaren
het zijn zakkenvullers, leugenaars,
ze doen niets voor de gewone mens.
Vroeger was het beter.
Ik denk dat je hier wel wat aan hebt,
als je me wilt spreken of je zit ergens mee,
bel gerust dan maken we een afspraak, ja
met een agenda.
dat voel je al op je klompen aan.
© Anneke Goddijn
​
*
april
Hoe word je dichter
Ga naar buiten met blote vliespoten
trappel op gras en loer met haviksogen
naar de opkomst, slok slobber als een nijlpaard.
Snuif kevergulzig de gistende metamorfose
kom dichter bij wat staat en schrijf op.
Voor wie niet van dieren houdt
ga naar buiten, graaf daar waar
de sneeuwklokjes luiden en schrijf op.
© Hilde Slooff
​
*
mei
Amsterdamse School
En dan op een zondagmiddag
de jongens met sterren in hun ogen
hand in hand, voor ons uit, achter ons,
in straten met vergeten namen
waar de oogst van idealen
pronkt in krullen van steen,
huizen dommelen in vergane roem
Zo ziet vrede eruit, zo wil je dat het is:
de stad beschenen door een flauwe winterzon,
wij, dwarrelend langs de tramrails,
een weg die leidt naar jazz in een café
als achtergrond bij onze gesprekken.
Terwijl we kijken naar het licht
op de uitgeklede bomen
neuriën we mee met een refrein.
Zo zorgeloos. Zo vrij.
© Petra van Rijn
​
*
juni
De leden van het Alkmaars Dichtersgilde hebben zich laten inspireren door het vijfhonderdjarig jubileum van de Grote Kerk.
Van Hagerbeer/Schnitgerorgel
MENS EN INSTRUMENT
Luiken gaan open, pijpen wachten
met ingehouden adem
op de man achter de klavieren.
Met hoofd en ledematen wekt hij
perkamenten partituur tot leven.
Hij laat tonen frivolen langs
het oordeel van Oostsanen,
stuurt loopjes langs
stoelen en banken,
bombast op muren, ontlokt
stenen verleden te spreken.
Van gewelf tot zerken, vult hij
De boezem van onze stad
met de polsslag van eeuwen.
© Adrie Oudejans
*
juli/augustus
SCHERVEN
Baarbeeld
borstcomplex
hartgevoel en
liefdekoek
er mist een woord
het was er niet
maar vader zei
dat geeft toch niet
vast is vast en
klaar is klaar
simpelwijze
vadertaal.
© Robert Witte
​
*
september
MONET
hij slaat de deuren wijd open
samen met zon stroomt kleur en geur
van duizenden bloemen
het atelier in
hij hoeft maar te kiezen
hij kiest
de vijver waarop
als wolken waterlelies drijven
tracht met zijn kleurrijk palet
het ongrijpbare
te grijpen
© Jeannette Coppens
*
oktober
ZIE
op ieder balkon van de grauwe flat
kijkt een oog, wijd open
naar het land van toen.
Het oog maakt oren doof
voor de nieuwe taal,
verwart de tong die
de taal leert spreken,
het heimwee-oog stuurt
kinderen naar een weekend klas
Hoe rijmt die blindelingse kritiek
met ons credo:
wees vooral altijd jezelf?
© Anneke Goddijn
*
november
GEVALLENEN
Een mens viel uit de lucht,
mens viel om door water,
een schot, een beving; een
mens viel om
en de volgende valt.
Spreeuwen niet, ze duiken,
vliegen op, dansen hun
beschermende zwerm.
Geef ons vleugels
om de vijand te
verwarren.
© Hilde Slooff
​
*
Tassen
Wat neem je mee
als je op reis gaat en
je weet dat je niet terug
komt, ergens anders
thuis moet zien te zijn:
een paar koffers met
kleren, een portefeuille
met papieren, een tas
met foto’s, een zakje
bloemenzaad.
Koekjes voor wie eerder
kwam, make-up van thuis,
een bruidscadeau, een kogel
uit je oorlog, een steen van
je vernielde stad.
Schamel en simpel liggen
je voorwerpen in de vitrine
van het nieuwe land, tonen
wat jij meedraagt.
De tassen
zonder sporen, de teksten
te kort. Zo weinig
om mee te beginnen:
lege handen,
een hart vol.
Petra van Rijn
​
*
​
​
​
​
​
​
​